De Anour Madrasatie moskee
Religie
Ontmoetingskerk
Religie
INHOUDSOPGAVE:
Inleiding
Hoe het begon in 1966
Pionieren in 1967 en 1968
De kerkgebouwen
De teamvorming
Oecumene
Wijkopbouw
Tenslotte van 1966 tot 1970
Periode 1970 – 1994
Periode 1994 – 2016
De Islam en de Anour Madrasati Moskee
Jehovah’s Getuigen
De Alevitische Vereniging
INLEIDING
Hieronder treft U van twee grote geloofstradities binnen het stadsdeel Dukenburg informatie aan over de afgelopen vijftig jaar. De christelijke traditie kent vanaf 1967 de langste tijdlijn en de Islamitische traditie de kortste geschiedenis.
Allereerst een vrij uitgebreid verhaal over de ontstaansgeschiedenis tot en met de dag van vandaag van de Ontmoetingskerk. Dit verhaal dateert van 26 augustus 2003, en is van de hand van Jac Bakkers, pastor en pionier in het stadsdeel Dukenburg in de periode 1966 – 1976 en het is ter beschikking gesteld door Theo van Grunsven – later 35 jaar pastor in Dukenburg – aan Rob Vendel, die het voor de Canon van Dukenburg licht heeft bewerkt.
Daarna volgt de korte geschiedenis van de Moskee Anour Madrasati in de Meijhorst.
De katholieke en protestante traditie in de Ontmoetingskerk Meijhorst
Periode 1967-1970
Hoe het begon op Dukenburg eind 1966
In december 1966 wordt Jac Bakkers uitgenodigd voor een gesprek met vicaris-generaal van Laarhoven. Het was allemaal erg geheimzinnig. Hij mocht tegen niemand over dat gesprek iets vertellen. In dat gesprek vroeg de vicaris hem of hij er iets voor voelde in de nieuw te bouwen wijk Dukenburg in Nijmegen te gaan werken. Nijmegen kende hij nauwelijks van dichtbij en de naam Dukenburg zei hem helemaal niets. Hij zou dat niet alleen doen, maar samen met Wim van Kessel, kapelaan in de Lourdesparochie. Ook die was hem helemaal onbekend. Dukenburg zou gaan bestaan uit negen wijken, maar het was de bedoeling, dat de gehele wijk als één parochie, als één pastorale eenheid benaderd zou worden. Hoe dat precies moest, wist het bisdom ook niet, maar er waren al enige ervaringen in andere grote nieuwbouwwijken in Nederland: o.a. de Alexanderpolder te Rotterdam en de Bijlmermeer te Amsterdam, ze moesten daar hun licht maar gaan opsteken.
Jac Bakkers moest maar eens gaan kennismaken met Wim van Kessel te Nijmegen en daarna laten weten, of hij er iets voor voelde om daar te gaan werken.
Ook de kennismaking met Wim van Kessel moest in het grootste geheim georganiseerd worden. Ze hebben met elkaar afgesproken in het restaurant van het station Nijmegen. Dat gesprek verliep verder uitstekend. En zo hoorde Jac wat meer over de plannen met Dukenburg. Er was geen enkele reden om geen ” ja ” tegen deze functie te zeggen; integendeel: het leek hem een enorme uitdaging.
Overigens heeft hij het niet lang geheim kunnen houden. De collega-priesters van het klein seminarie “ Beekvliet ” hadden iets in de gaten, en na hem op een late avond de nodige vermouth gevoerd te hebben, viel hij door de mand toen een collega vertelde dat hij iets gehoord had over de wijk Dukenburg.
De wijk Dukenburg bestond toen nog niet. De eerste huizen in de wijk Aldenhof waren in aanbouw en een gedeelte daarvan zou in maart 1967 worden opgeleverd. De eerste bewoners waren in aantocht.
Aan de rand van Dukenburg woonden wel enkele zogenaamde “ oude ” bewoners: aan de Vossendijk, de Staddijk, de Teersdijk en de Oude Dukenburgseweg. Pastoraal werden ze verzorgd door de parochie Antonius Abt te Hatert en een parochie van Neerbosch. Voor hen waren de ontwikkelingen best pijnlijk, want zij zouden plaats moeten maken voor de nieuwbouw.
Bakkers denkt dan aan de familie Kersten in het fraaie Tolhuisje, van wie mevrouw Kersten nog zou uitgroeien tot de “ engel van Dukenburg ”. De heer Janssen die door een ongeluk kwam te overlijden, werd de eerste bewoner die we vanuit de ” Boerderij-Noodkerk ” hebben begraven. De familie van Ewijk, van wie zoon Piet de eerste koster werd en de familie Derksen, van wie Jac vader Piet Derksen nooit meer zal vergeten, een echt markante persoon. Hij werd de eerste voorzitter van de bejaardenbond Dukenburg. Tevens was hij hulpkoster en misdienaar bij allerlei vieringen door de week. En ook denkt Jac aan zijn dochter Ria Derksen, die nog steeds heel actief is in deze parochie.
Ik (Jac Bakkers) zou voorlopig (tot juli 1967) mijn werkzaamheden op het klein seminarie voortzetten en voor zover nodig op en neer naar Nijmegen reizen.
Wim van Kessel werkte al jaren in Nijmegen. Hij is voortvarend te werk gegaan, legde kontakten met allerlei gemeentelijke diensten en andere instanties om gegevens uit plannen te verzamelen. En hij verzamelde enige deskundigen uit de Lourdesparochie en uit Nijmegen om zich heen om als denktank te gaan functioneren.
Namen, die ik me herinner, zijn Frans Voskens, de directeur van de woningbouwvereniging Kolping, die erg veel op Dukenburg ging bouwen. Hhij bracht de heer Lintsen mee, de eerste penningmeester.
Al snel rees het plan om een prachtige boerderij, die al ontruimd was, in het centrum van de wijk als noodkerk en pastorie in te gaan richten. Er was nog helemaal geen geld en deze boerderij konden we voor een gulden van de gemeente krijgen. Er werden wel na overleg middelen beschikbaar gesteld om de boerderij tot noodkerk en pastorie te verbouwen, maar die middelen waren zodanig, dat wel duidelijk werd, dat de nodige vrijwilligers moesten worden ingeschakeld om mee te helpen.
In maart 1967 kwamen de eerste bewoners in de flats op Aldenhof. We zijn snel met hen gaan kennismaken. Daar in de buurt was door de gemeente een klein noodgebouw geplaatst, dat als wijkgebouw voor allerlei instellingen dienst kon doen. Met Pasen in 1967 hebben we daar ook voor de eerste keer eucharistie gevierd voor de oude en nieuwe bewoners van Dukenburg, die daar prijs op stelden.
In de week na Pasen zijn we met veel priesters uit heel Nijmegen en de nodige vrijwilligers begonnen met de sloop van van-alles-en-nog-wat in de boerderij, o.a. de varkenskotten. Er is door beroepskrachten en vrijwilligers zo hard gewerkt, dat de “Boerderij-Noodkerk” en pastorie met Pinksteren met een plechtige eucharistieviering, waarin vicaris Sjef Martin voorging, geopend konden worden. Er is werkelijk keihard gewerkt, met name door de vrijwilligers, die er telkens weer voor zorgden, dat de rommel van de dag ’s avonds werd opgeruimd, zodat de beroepskrachten ’s morgens weer fris konden starten.
Wim van Kessel en ik zijn op een dag met een vrachtwagen langs het klein en groot seminarie en een zustersklooster in Waalwijk gereden; we hebben daar op de zolders heel de inrichting van de noodkerk bij elkaar gesprokkeld. “ Prachtig kerkelijk antiek ”, waarvoor toen nauwelijks nog belangstelling bestond, maar dat later pas kostbaar en geliefd bij antiquairs werd.
In juli heb ik afscheid genomen van klein seminarie “ Beekvliet ” en ben ik ook op de boerderij gaan wonen. De wijk en wij werden parochieel voorlopig aan de parochie Antonius Abt te Hatert gekoppeld.
Het wonen op de boerderij was geen sinecure. Ze lag zeer afgelegen. Ik werd er soms bang van. Onze slaapkamers lagen zo dicht bij elkaar, dat je alles van elkaar kon horen. Geen pretje. De verzorging van ons was in handen van een nicht van een kennis van Wim van Kessel. Dat was geen succes. Het gebeurde wel eens dat we ’s middags thuis kwamen voor de warme maaltijd, maar zij was er dan niet en de maaltijd ook niet, en wij waren nog niet zo geëmancipeerd dat we zelf konden koken. Zij is snel vertrokken. Een nichtje van Wim van Kessel heeft toen nog even voor ons gezorgd. Maar uiteindelijk kwam de zorg voor ons in handen van een zuster uit het klooster aan de Vossendijk.
Deze periode was er een van kennismaken en gesprekken. Op verzoek van de protestantse kerken en de opbouwwerker, die door de Raad voor Maatschappelijke Opbouw voor Dukenburg was aangesteld (Cees van de Winden) bezochten we niet alleen de katholieke bewoners, maar werkelijk alle nieuwe bewoners, als ze daar tenminste prijs op stelden. Die bezoeken leverden een schat aan vrijwilligers op. We hadden al snel iemand voor het secretariaat van de parochie (Ria van Hek). Er gaven zich mensen op om lid te worden van een koor. Het mannenkoor (Gregoriaans) was het eerste koor dat we konden oprichten en dat met Pasen 1968 voor het eerst optrad.
Tot dan toe hadden we voor de eucharistievieringen een beroep kunnen doen op oud-studenten van “ Beekvliet ” die in Nijmegen aan hun theologiestudie waren begonnen, omdat het groot seminarie gesloten zou worden. Ik kende hen uit de tijd dat ik daar werkte. Ze zongen prachtig en bespeelden allerlei instrumenten. Maar ook andere koren dienden zich aan, evenals organisten, ik denk dan aan Wim de Boer.
Er gaven zich ook mensen op, die een functie in de protestantse gemeenten wilden vervullen; die werden doorgegeven aan de Centrale Kerkenraden in Nijmegen. En er waren mensen die een rol wilden spelen in de wijkopbouw, ook die gaven we door. Er is vrij snel een wijkopbouworgaan gestart en een van de eerste activiteiten was een Sinterklaasoptocht door de wijk Aldenhof in de maand december. Een optocht die zich een weg moest banen door de modder van de aangelegde en nog aan te leggen straten.
Er werden natuurlijk ook allerlei gesprekken gevoerd met personen en instanties over de pastorale opzet van Dukenburg. Het was de tijd van vlak na het tweede Vaticaans Concilie, de tijd van het Nederlandse Pastoraal Concilie, en iedereen had het gevoel dat bij wijze van spreken alles mocht en kon. Ik herinner me gesprekken met de verantwoordelijke pastor van de Alexanderpolder in Rotterdam, gesprekken met dominee Jansen uit Beek (voorzitter van de Centrale Kerkenraad van de Hervormde Kerk in Nijmegen) en met dominee Korvinus (van de Gereformeerde Kerk). We vonden dat de centrale kerk, die in Dukenburg gebouwd zou worden, een oecumenische kerk moest zijn, en hierover liepen gesprekken met de zusters Clarissen uit Haaren bij Oisterwijk. We vonden ook dat die ene kerk een groot pastoraal centrum moest gaan herbergen, waar mensen uit zo’n grote nieuwe stadswijk tot bezinning en tot rust moesten kunnen komen. Die zusters voelden daar aanvankelijk voor, maar bij nader inzien zagen ze daar van af.
En toen ontstonden er gesprekken met de zusters Franciscanessen uit Dongen. Wim van Kessel had een tante, die lid was van die congregatie en hun belangstelling om zich op Dukenburg te vestigen was groot. Zuster Rafael studeerde al in Nijmegen, zuster Esther was werkzaam op het Blindeninstituut in Grave, zuster Antoine-Marie had belangstelling in een onderwijsfunctie in Dukenburg en zuster Gemma zou de huishoudelijke zorg op zich nemen. Zij zouden als een nieuwe leefgroep van zusters op Dukenburg komen wonen.
Op deze manier zijn er talrijke gesprekken gevoerd over allerlei aspecten van het pastoraat. Veel van die gesprekken speelden zich natuurlijk af vanuit de denktank: met bisdom, dekenaat, gemeente etc. Ik heb daar zelf geen duidelijk beeld meer van.
Als ik me goed herinner, is de parochie Dukenburg officieel eind 1967 opgericht. In die eerste periode hadden wij uitstekende bestuursleden. Die denkgroep van het begin werd bij de oprichting van de parochie, opgevolgd door een parochiebestuur. Ik herinner me namen van de heer Jan Vugts en de heer Arthur van Wijk, de heer Besjes, Jan Hendriks en daarna Jos van Kemenade, Paul Hoeke, Ben van Leeuwen, Piet de Bruijn, Willem Hurenkamp, Ank van Berkom, Ineke Benschop, Ton Bertrand en Koos van Hoorn.
De naam van de parochie werd: Parochie HH. Johannes en Jacobus. Hoe kwamen we daarop? In Hatert was een parochie Petrus en Paulus; wij wilden ook wel zo’n duo. We kwamen toen snel uit bij Johannes en Jacobus, de twee broers in het college van apostelen. Jacobus was bovendien mijn patroonheilige en de tweede naam van Wim van Kessel was Johannes, de naam van zijn vader, meen ik. Het waren twee broers: we wilden als broers opereren, en ze werden de “ donderzonen ” genoemd en zo voelden wij ons ook wel een beetje.
In augustus 1968 veranderde er veel.
Er kwam een nieuw teamlid bij in de persoon van Martin van Stiphout. De zusters Gemma, Antoine-Marie, Rafael en Esther kwamen op de boerderij wonen. Zuster Rafael studeerde catechese aan de theologische faculteit in Nijmegen en zij zou de schoolcatechese op Dukenburg gaan behartigen. En daarmee nog een nieuw lid voor het team. Ik ben toen verhuisd en ben met Martin van Stiphout in een huis op de Malvert gaan wonen. Ik was blij dat ik een wat moderner huis tot mijn beschikking kreeg.
We hadden ondertussen nog enige andere pastores ontmoet, die op Dukenburg waren komen wonen. Hans van der Ven (pastoraal-theologie en de latere decaan van de theologische faculteit), Theo van Veldhoven (professor filosofie aan de filosofische faculteit) en Frits Hoeben (student pastoraal-theologie en later o.a. opbouwwerker van het dekenaat Nijmegen). Zij waren op vrijwillige basis bereid mee te werken aan de liturgie en wilden met ons meedenken in de teamvergaderingen over de opzet van het pastoraat.
In die tijd kwam ook de vraag op tafel, of de ‘Boerderij-Noodkerk’ als wijkgebouw kon gaan functioneren. En dat was snel geregeld. Het betekende wel, dat de inrichting van de noodkerk moest veranderen. Er kwam nieuw zitmeubilair en de oude, met riet en rood fluweel beklede bidstoeltjes werden voor f.2,50 per stuk gemakkelijk verkocht. Een aangrenzende schuur, die nog niet in gebruik was, werd als jongerensoos ingericht.
Ik herinner me nog, dat mijn fiets door jongeren was gestolen en n.a.v. een ernstig auto-ongeluk, waarbij drie jongeren de dood vonden, is de politie in het kanaal gaan dreggen, en daarbij werd mijn fiets teruggevonden; ik heb hem nog steeds.
Vanaf dat moment is de trein snel gaan rijden. Ik kan niet alles van die periode gaan vertellen en wil me beperken tot de volgende zaken:
- de kerkgebouwen;
- de teamvorming;
- de oecumene;
- de wijkopbouw.
Dit zijn de vier zaken, die vanaf 1968 een sterk stempel op alles en iedereen hebben gedrukt.
De Kerkgebouwen
Er werd begonnen met een ontwerp voor de oecumenische kerk op Meijhorst en een ontwerp voor een katholieke kerk op Malvert. De planning van die kerk is voortvarend geschied. In januari 1972 is de Ontmoetingskerk officieel geopend. Er is lang gediscussieerd over de inrichting. Met name over het tabernakel is lang gepraat. De protestanten hadden geen traditie van het bewaren van het H. Brood. Via de gedachtegang van de Ark van het Verbond, waarin het manna en de stenen tafelen werden bewaard, kwamen we uit op een kastje waarin zowel het H. Brood als de Bijbel werden bewaard. Ook een Mariabeeld viel moeilijk en uiteindelijk is dat een wandtapijt geworden, waarop de Vrouw uit het boek van de Openbaring werd afgebeeld. Voor de katholieken was die vrouw Maria en voor de protestanten een symbool van de kerk. In de katholieke traditie werd steeds meer over Maria gesproken als beeld van de kerk.De opening van de Ontmoetingskerk (januari 1972) is met enige deining verlopen. Bisschop Jan Bluijssen kon het zich niet permitteren daarbij aanwezig te zijn, omdat de kerk met vijf diensten van Schrift en Tafel werd geopend, en dat was officieel verboden. Op de zaterdagochtend – ’s middags zou er een plechtige openingszitting zijn – kregen het ANP en het KNP daar lucht van en begonnen ze ons en het bisdom te bellen. Het dreigde uit te lopen op een “ rel ”, maar gelukkig voor ons kwam ongeveer tezelfdertijd het bericht door dat Mgr. Gijssen in het Limburgse bisdom was benoemd. Wij verdwenen gelukkig uit de aandacht en alle aandacht ging vervolgens naar Limburg. De polarisatie in de katholieke kerk van Nederland was op dat moment al volop aan de gang.
Mgr. J. Bluijssen heeft het na enkele weken goed gemaakt door een weekend lang Dukenburg te bezoeken. Hij heeft toen ook de protestantse dienst van 10 uur bijgewoond.
De teamvorming
Het werd ook langzaam duidelijk, dat Dukenburg geen negen wijken zou gaan tellen, maar zeven. Zeven teamleden leek ook het maximaal haalbare. Als iedere priester werd aangesteld voor een bepaalde wijk, dan school daarin het gevaar dat hij in die wijk toch weer als een soort pastoor zou gaan functioneren. En er werd gekozen voor specialismen, en dat werden de volgende: bestuur en organisatie, liturgie, schoolcatechese, groepspastoraat en individueel pastoraat.
Er moest een nieuwe teamleider komen. Ik was er wel voor in, maar het kerkbestuur had aarzelingen en wilde liever Frits Hoeben, maar het moest een priester zijn. Ook binnen het team waren er aarzelingen ten aanzien van mijn persoon. Uiteindelijk ben ik het geworden. En ik heb het er vrij aardig van afgebracht, al zeg ik het zelf. Achteraf was er geen enkele spijt over deze keuze.
Voor individueel pastoraat werden toen twee nieuwe priesters aangesteld: Theo van Grunsven en Gerard Lamers. Ik ben niet als “ pastoor ” geïnstalleerd. Het team is als geheel op een bepaalde avond geïnstalleerd. Drie van de zes teamleden woonden als lid van een bepaalde congregatie of als gehuwde pastorale werker buiten de parochie. Naast het huis op de Malvert 73-94 hebben we toen met behulp van de zusters Franciscanessen twee huizen in de 90ste straat in de wijk Meijhorst gekocht: een voor de zusters en een voor Theo van Grunsven en mij. De twee huizen werden met elkaar verbonden, wij gingen bij de zusters eten en er kwamen twee ruimten beschikbaar: een voor vergaderingen en een voor het secretariaat. In die tijd “ bemand ” door Ria van Hek, Hennie Langbroek en Toos van de Vijfeijken. Met dit team hebben we tot juli 1976 gewerkt. Ik als teamleider voor bestuur en organisatie, Jo Straver voor liturgie, Zuster Rafael voor schoolcatechese, Martin van Stiphout voor groepspastoraat, Theo van Grunsven en Gerard Lamers / Henk van der Heijden voor individueel pastoraat. Dat iedere pastor een specialisme had, betekende niet dat hij niet op de andere terreinen werkzaam was. Natuurlijk wel, maar altijd in of na overleg met de betreffende pastor.
Op deze specialistische terreinen werden ook de vrijwilligers ingeschakeld: het parochiebestuur voor bestuur en organisatie, de liturgische werkgroep voor liturgie, de werkgroep groepspastoraat voor het groepspastoraat. Op het gebied van eerste communie en vormsel werden werkgroepen opgesteld, die onder verantwoordelijkheid vielen van het groepspastoraat, want de viering van deze sacramenten werd langzaam losgekoppeld van de scholen. Of er een werkgroep individueel pastoraat en schoolcatechese bestond, weet ik niet meer. Het individueel pastoraat werkte met een uitgebreide begroetingsdienst, die de kennismaking met nieuwe parochianen verzorgde. Onder de verschillende specialistische groepen vielen dan weer allerlei subgroepen. Al die specialismen waren ook vertegenwoordigd binnen het parochiebestuur, zodat dat bestuur in staat was en bleef om het geheel te overzien en te coördineren.
Deze specialistische taakverdeling is verder uitgewerkt en toen het gevaar voor “ pastoorsneigingen ” geweken was, is er ook nog een aspect van wijkpastoraat aan toegevoegd. Iedere pastor kreeg een wijk toebedeeld, wat bv. werd toegepast bij eerste-communie-vieringen en op momenten dat er vragen uit een wijk kwamen, die niet opgevangen werden door het specialistisch pastoraat.
Gerard Lamers is ook weer op een bepaald moment vertrokken en hij werd vervangen door Henk van der Heijden, een pastoraal werker.
Wim van Kessel ging bestuur en organisatie behartigen, ik het individueel pastoraat, Martin van Stiphout het groepspastoraat en Zuster Rafael de schoolcatechese. Voor liturgie werd vrij snel daarna Jo Straver aangesteld. Frits Hoeben wilden we te zijner tijd graag nog als pastoraal opbouwwerker aanstellen. We hebben nog een prachtig paper opgesteld om daarvoor bij het bisdom en dekenaat te pleiten. De toenmalige deken van Heiningen vond het verhaal zo goed, dat hij hem aanstelde als dekenaal opbouwwerker, en wij raakten hem hiermee kwijt.
Op een bepaald moment kondigde Wim van Kessel aan dat hij ging vertrekken. Het teamleiderschap viel hem zwaar. Er zaten dan ook enige zware ego’s in dat team. Bovendien ervaarde hij zo’n nieuwbouwwijk als erg anoniem. Hij wilde liever in een kleinere parochie werken, en dat werd Beek bij Nijmegen.
Met Kerstmis 1968 hebben de zusters en de pastores een koortje gevormd, dat o.l.v. Hans van de Ven een van de Kerstvieringen heeft opgeluisterd met o.a. Wohl mir dass ich Jesum habe.
Oecumene
De oecumenische samenwerking heeft in die beginjaren een grote rol gespeeld. Het begon er al mee, dat de beginnende pastores ook de nieuwe protestantse bewoners gingen bezoeken en goed leerden kennen. Bovendien was het de bedoeling dat hervormden en gereformeerden een ” Samen-op-weg-gemeente ” onder leiding van één dominee zouden gaan vormen. Als ik het me goed herinner, werd de eerste dominee aangesteld in de tweede helft van 1968. Ds. Wim van der Waal, een hervormde dominee, die de oecumene een warm, maar ook gedegen hart toedroeg. Hij stond voor een gedegen aanpak, niet zo maar wat aan klungelen. Alles wat er gebeurde, moest serieus en goed onderbouwd gebeuren. Ds. Van de Brink en later ds. Goedhart waren er van gereformeerde zijde, niet alleen voor Dukenburg, maar ook nog voor een ander gedeelte van de stad. Het katholieke team vergaderde dikwijls met de dominees van der Waal en van de Brink. Ook op bestuurlijk niveau werd er bij gelegenheid gezamenlijk vergaderd en de oecumene kreeg hiermee een flinke injectie.
De samenwerking richtte zich met name op het kerkgebouw, de Ontmoetingskerk (de beheerscommissie, koster en hulpkosters), op liturgie (er werden regelmatig oecumenische vieringen van Schrift en Tafel gehouden), op groepspastoraat. Maar ook op publiciteit. Er werden gezamenlijke informatiebrochures over de kerken in Dukenburg opgesteld en verspreid. Ook waren er oecumenische doop- en huwelijksvieringen.
De impasse, die bij de opening van de Ontmoetingskerk ontstond, over het karakter van de oecumenische vieringen, werd als volgt opgelost: een viering van Schrift en Tafel, waarin de katholieke priester voorging in de Tafeldienst, was formeel een katholieke viering, en als de dominee voorging in de Tafeldienst, was het formeel een hervormde / gereformeerde dienst.
Wijkopbouw
Bij de wijkopbouw zijn we van het begin af aan sterk betrokken geweest. Het gezamenlijke onderkomen in de ‘Boerderij-Noodkerk’ heeft de samenwerking bevorderd. Bovendien waren de verschillende opbouwwerkers vanuit de Raad voor Maatschappelijke Opbouw daar ten zeerste voor geporteerd. In het opgerichte wijkopbouworgaan waren we als pastores vertegenwoordigd. Dat ging niet altijd even gemakkelijk, want er waren natuurlijk ook leden die vonden dat de kerk zich er niet mee moest bemoeien, maar uiteindelijk verdroeg het elkaar prima.
Waar die samenwerking allemaal toe geleid heeft, staat me niet precies meer voor de geest. In ieder geval heeft er lang een ” sociaal café ” bestaan: een bijeenkomst, waar alle functionarissen van allerlei instellingen (huisartsen, kruisverenigingen, maatschappelijk werkers, opbouwfunctionarissen, pastores en dominees e.d.) bij elkaar kwamen om elkaar op de hoogte te houden van de plannen en concrete gegevens uit te wisselen.
Toen ik teamleider werd en de Ontmoetingskerk werd geopend, veranderde er het een en ander. Ik bleef de pastores en dominees vertegenwoordigen binnen het wijkopbouworgaan, maar de wijk was ondertussen zo uitgegroeid, dat iedereen al meer dan genoeg had aan zijn eigen werk en de samenwerking op een lager pitje kwam te staan.
Op mijn persoonlijk leven heeft het functioneren in het wijkopbouworgaan een grote invloed gehad. Ik leerde daar mijn aanstaande vrouw kennen. Op een bepaald moment ontstond er een bestuurscrisis binnen het wijkopbouworgaan, die onoplosbaar leek. Toen werden mijn aanstaande vrouw en ik als interim-bestuur aangesteld. We zijn toen ten nauwste met elkaar gaan samenwerken en hebben elkaar steeds beter leren kennen, zodat we, toen de crisis was opgelost en aan ons werk als interim-bestuur een einde kwam, hebben besloten met elkaar te trouwen. Voor mij betekende dat het afscheid van mijn priesterambt en van Dukenburg. Als pastoraal werker ben ik gaan werken in het bisdom Utrecht, in de bisdommelijke dienstverlening.
Tenslotte
Ik hoop dat ik een beetje een indruk heb kunnen geven van de ontstaansgeschiedenis van het pastoraat in Dukenburg. Het zijn herinneringen. Aan een historische beschrijving mag een ander zich wagen.
Na mijn tijd is in de loop der jaren het aantal pastores sterk verminderd en is de nadruk steeds sterker komen te liggen op het belang van vrijwilligerswerk. Maar de in de beginperiode uitgedachte formule heeft zich met enkele wijzigingen toch aardig gehandhaafd: de specialistische taakverdeling tussen de pastores en pastorale beraden op de verschillende pastorale terreinen, waarvan de hoofdverantwoordelijken lid zijn van de pastoraatgroep, die met het parochiebestuur verantwoordelijk zijn voor het totale pastorale beleid.
De formule waaruit de Ontmoetingskerk is gebouwd, is ook een degelijke gebleken. Ondanks de veranderingen in de sfeer van de katholieke kerk en in de opvattingen over oecumene, heeft ze zich uitstekend kunnen handhaven.
Jac Bakkers
Arnhem 26 augustus 2003
Rob Vendel
23-01-2016
Pastor Theo van Grunsven is van 1970 tot 2004 lang werkzaam geweest in de Ontmoetingskerk van Dukenburg. Hij is een man met een sterke voorkeur voor het individuele pastoraat. De dominees die in deze periode voorgaan, zijn Wim van der Waal en Rein van der Woude.
Een periode waarin de pastoor ” pastor ” wordt en de dominee ” dominee ” blijft. De Ontmoetingskerk maakt een belangrijke ontwikkeling door: de oecumene komt steeds meer van de grond, terwijl tegelijkertijd de katholieke en protestantse traditie bewaard blijven. De ‘zoekende’ experimenteerperiode is echter voorbij en het gaat steeds meer om het vinden van balans tussen consolideren wat bereikt is en doorontwikkelen vanuit de moderne tijdgeest. Het thema ‘maatschappelijkheid’ wordt steeds meer van belang en de kerk participeert in het Wijkopbouworgaan Dukenburg.
De Ontmoetingskerk is en blijft een kerk van veel dynamiek en ruimte om het ambt en het leven vorm te geven. Deze kerk staat voor de sfeer en het kerkbeeld van Bluyssen: geef de kerk aan de mensen, de leken. God’s volk onderweg en ‘Samen Kerk’ was de slogan.
Tal van werkgroepen zijn in breder verband relevant, zoals de werkgroep ‘nieuwe levensstijl’ en ‘de Vredesgroep’ in het kader van Pax Christi. In Dukenburg was een ‘werkgroep Disk’, die stond voor groepsgewijze bezinning op de betekenis van werk en collegialiteit en zorg voor elkaar bij het wegvallen ervan door ontslag, ziekte of pensionering.
In oktober 1994 komt pastor Joska van der Meer als eerste vrouw het team versterken.
In deze periode doen dominee Johan Dorst (april 2001) en pastor Jeanne Rens (2002) hun intrede in het team.
Ook in deze jaren blijft de Ontmoetingskerk een bruisende geloofsgemeenschap. Kernthema’s vormen ‘de Kerk in de Wijk’, ‘het samendoen in de steeds verder gaande oecumene’ en ‘de creatieve kant in het aanbod’, welk tot uiting komt in het theaterweekend, de kunst en de muziek. Hierdoor blijft de Ontmoetingskerk een levendige kerk die midden in het leven van het stadsdeel Dukenburg staat. Een kerk die voor en door de gemeenschap wordt gemaakt en daaraan haar betekenis ontleent. Samen blijft een sleutelbegrip en de kerk is met heel veel wijkinstanties verbindingen aangegaan, ook om activiteiten in de kerk te organiseren. Een vitale kerk, of het nou het thema ‘deeleconomie’ of de voedselbank betreft.
Deze grote maatschappelijke betrokkenheid kenmerkt alle
” voorgangers “, door de tijd heen.De afgelopen 15 jaar wordt het team gevormd door de 3J’s, Joska, Jeanne en Johan. Zij rouleren door tot en met de vieringen, waarin zij erin slagen om het sterke, de kracht van beide tradities, te gebruiken.Onderlegger voor deze visie en de daaruit voortvloeiende consequenties in de wekelijkse praktijk, is het gezamenlijk beleidsplan van 2003, onderschreven door zowel de katholieken als de protestanten. Overigens wordt dit proces van ‘samenwerken’ met regelmaat geëvalueerd.
Een ” waagstuk ” vormt toch het eerste weekend van de maand en dit 12 keer per jaar op de zaterdag en de zondag. Het betreft de oecumenische vieringen, die niet meer pastorafhankelijk zijn en waarin de gemeenschap, de leken zelf, het gaan doen! De inhoud van de viering wordt geborgd door de pastors, maar hun rol verschuift wel van voorganger naar coach.
Natuurlijk blijven de zaken die je van een kerk mag verwachten rond ‘vieren-leren-dienen’ centraal staan.
De Ontmoetingskerk, ooit een proeftuin genoemd, waar de dagelijkse leiding in handen ligt van twee vrouwen en een man, krijgt ruimte om zich te blijven ontwikkelen, omdat er al 50 jaar vertrouwen is op basis van een doordacht proces met beleid.
Een kerk waar de wijk gewoon de kerk in komt, heeft toekomst!
Herinneringen
Van pastoor naar pastor
Van voorganger naar coach
De eerste vrouwelijke pastor
De Islam en de Anour Madrasati Moskee
DE DUKENBURGSE MOSLIMGEMEENSCHAP
In de loop der jaren is de Moslimgemeenschap in Dukenburg zeer sterk gegroeid en omvat momenteel enkele honderden gezinnen die op gezette tijden de Moskee bezoeken.
Wat is een Moslim?
Een Moslim (gelovige) belijdt dat er geen God is dan Allah en dat Mohammed zijn gezant is. Mohammed kreeg via de engel Gabriel de Goddelijke woorden ingefluisterd, die de basis zijn voor het heilige boek de Koran. De heilige Koran is daarom volgens de moslims een onfeilbaar Goddelijk boek.
De Islam is gebouwd op 5 zuilen:
- De As Sjahadaa: De geloofsbelijdenis: Lo ilaha illa Allah (geen God dan Allah) wa Mohammed Rasul Allah (en Mohammed (af)gezant van Allah).
- De salat: het 5x dagelijkse gebed waarbij zich ter aarde buigt voor, Het vrijdagmiddag gebed is een hoogtepunt is deze gebedsreeks waarbij bovendien in de moskee wordt gepreekt._
- De zakat: De jaarlijkse liefdesgave ca 2,5% van het inkomen bestemd voor de armen en andere goede doelen
- De ramadan: het onderhouden van de jaarlijkse vastenmaand
- De hagg: De bedevaart naar Makkah
De studie van de Heilige Koran
De heilige Koran bestaat uit 114 hoofdstukken (soera’s) met in totaal ca 6400 verzen (Aya’s). Tijdens de salat dient men Koranverzen te reciteren. De heilige Koran is een complex boek in de heilige taal: het Arabisch geschreven. Dit boek vergt diepgaande studie naast goede kennis van het Arabisch. Vandaar dat moslims grote waarde aan het onderwijs toekennen waarbij de kinderen de Heilige Koran in het Arabisch leren bestuderen en daarbij zoveel mogelijk verzen proberen te memoriseren.
Moskee Anour
Door de sterke groei van de Dukenburgse Moslimgemeenschap ontstond er een sterke behoefte aan een permanent gebedshuis (moskee), tevens leerhuis (madras). Aanvankelijk behielp men zich met leegstaande schoolruimten die door de Gemeente aan de Moslims tijdens de Ramadan-maand ter beschikking werden gesteld. Uiteindelijk werd begin 2015 de leegstaande vroegere Kristallisschool; Meijhorst 2474; 6537 GR Nijmegen door de gemeente aan de Dukenburgse moslimgemeenschap voor de bouw van een Moskee-leerhuis aangeboden. Zondag 31 mei 12015 was er een feestelijke braderie waar de Dukenburgse gemeenschap kon kennismaken met de nieuwe moskee annex het leerhuis dat door veel vrijwilligerswerk was tot stand gebracht. Tijdens de Ramadan juli 2015 was men zover gevorderd dat de moskee de mogelijkheid bood voor Ramadan-viering is eigen gebedshuis. Dit gebedshuis kreeg de naam Moskee Anour (verlichting), madrasatie (leerhuis). Zie www.anourmadrasati.nl
De Moskee omvat gebedsruimten voor mannen en vrouwen, 3 studie-lokalen die tot het leerhuis behoren waar kinderen geïnstrueerd in het Arabisch, de taal van de Heilige Koran, zodat zij de Heilige Koran kunnen lezen en bestuderen. Verder omvat de Moskee diverse sociale ruimten, een pantry en administratieve en bestuurlijke locaties. Naast de moskee is een biologische tuin waar kruiden worden geteeld die gewaardeerd worden in de Arabische keuken.
Stichting Anour Madrasati
De Stichting Anour (het Licht) Madrasati (mijn school) huurt aanvankelijk (2013) het voormalige schoolgebouw van de Margrietschool en Kristallis in de Meihorst 24-74 van de Gemeente en thans ligt er een koopovereenkomst voor.
Het gebouw is van binnen geweldig opgeknapt en doet dienst als gebedsruimte en school. In het weekend volgen ongeveer 300 kinderen de lessen. Naast kinderen in de basisschool leeftijd, zijn er ook lessen voor jongeren en jongvolwassenen.
Stichting Anour Madrasati zet in op drie samenhangende pijlers: educatie, opvoeding en cultuur. De heer Abdelkarim Bellari, secretaris, stelt dat het belangrijk is om jonge kinderen “ sterk te maken ” door gericht te werken aan hun identiteit, de cultuur van de islam en de Arabische taal. Hierdoor verloopt hun ontwikkeling evenwichtig en zijn de kinderen weerbaar tegen allerlei invloeden van buiten. Radicalisering ligt dan minder op de loer.
Een goede taalverwerving van het Arabisch is ook gunstig voor de tweede taalverwerving van het Nederlands, zo blijkt uit onderzoek.
Voor ouders biedt Anour opvoedingsondersteuning en voor de jongeren huiswerkbegeleiding. Ook wordt er door deskundigen, veel informatie en advies gegeven, bijvoorbeeld op het gebied van de WMO.
Het thema ‘radicalisering’ is met ouders bespreekbaar gemaakt, waardoor zij signalen van ‘isolering’ kunnen herkennen en zo nodig samen met de mensen van de Moskee met hun kind hierover in gesprek gaan.
In december 2015 en onlangs in februari waren er samen met de Ontmoetingskerk en Vluchtelingenwerk kennismakingsgesprekken tussen vluchtelingen (statushouder) en wijkbewoners. Het was een succes.
” Anour Madrasati wil iets toevoegen aan de gemeenschap in Dukenburg en daarom werken we samen met veel organisaties, de wijkagent, Stichting Zevensprong, de wijkmanager en het bewonersplatform. Onze deuren staan open en bezoekers zijn na een rondleiding positief en hebben ons geaccepteerd “.
Herinnering
Alles begint met goed buurtschap
Jehovah’s Getuigen en de Koninkrijkszaal
Een kleinere religieuze groepering in Dukenburg zijn de Jehovah’s Getuigen. Zij hebben in Meijhorst 60ste straat een Koninkrijkszaal, voor leer- en gebedsdiensten. Er vergaderen wekelijks drie gemeentes (van ca. 80 personen) en een Papiamento-groep. Aan de Berg en Dalseweg 74 is nog een vergaderzaal., waar een Nederlands sprekende gemeente en een Engelstalige groep samenkomen. Over de hele wereld zijn er ca. 118.000 gemeentes in meer dan 235 landen. Verder evangeliseren Jehovah’s -Getuigen langs de deur. Men gaat in groepjes van twee personen van huis tot huis, om naast missionerende gesprekken ook de Wachttoren of andere lectuur aan te bieden. De meeste mensen kennen de Jehovah’s Getuigen van deze huisbezoeken. Wereldwijd zijn er meer dan 8 miljoen Getuigen die overal ditzelfde huis-aan-huis-werk doen
Wat belijden Jehovah’s Getuigen
Jehovah’s Getuigen vormen een godsdienstige groepering die nu ca 150 jaar bestaat. Dit kerkgenootschap ontstond in Allegheny (VS) onder trouwe bijbellezers die groepjes vormden waar zij objectief onderzochten wat de Bijbel echt leert. Het hoofdaccent van deze nieuwe visie was de Messiaanse verwachting (de terugkeer van de Heer) waar zij bij hun godsdienstige beleving grote waarde aan toekenden. Spoedig verenigden deze individuele kleine clubjes zich tot een genootschap die de naam Jehovah’s Getuigen aannam. Jehovah (ook wel Jahweh) is de Hebreeuwse eigennaam van God: ה הוי. Jehovah’s Getuigen kijken uit naar de wederkomst van de Messias die een nieuw koninkrijk op aarde zal vestigen. Dit paradijselijke koninkrijk zal alle problemen waar de mensheid nu mee worstelt oplossen en vrede brengen. Jehovah’s Getuigen beschouwen zich als Getuigen van dit Messiaanse gedachtengoed. Vandaar de naam Jehovah’s Getuigen en de Wachttoren als belangrijkste tijdschrift. Voor vragen: “Wat geloven Jehovah’s Getuigen?” zie hun website www.jw.org
Jehovah’s Getuigen en het dagelijkse leven
Jehovah’s Getuigen zijn bekend vanwege hun grondige Bijbelkennis. Een goede Getuige is studieus. Zij leven daarbij sober en zijn maatschappelijk betrokken. Het gezin wordt belangrijk gevonden evenals huwelijkstrouw. De prediking is sterk pragmatisch en gaat vaak in op maatschappelijke thema’s, waarover na de prediking kan worden gediscussieerd. Tot hun tradities behoren o.a. dienstweigering, en weigering van vreemd bloed bij een bloedtransfusie. Tijdens het Hitler-regime kwamen veel Getuigen om in de gaskamers omdat zij weigerden aan Nazi-systeem mee te doen Het belangrijkste medium van de Getuigen is de Wachttoren (1876 opgericht), waarmee zij hun opvattingen voor een breed publiek verspreiden. Moderne andere technieken – zoals een website worden niet geschuwd. Een belangrijke opdracht van de Getuigen is het veldwerk, dat staat voor een huis aan huis verkondiging waarbij de Bijbel wordt gebruikt en vaak de Wachttoren wordt verspreid.
Koninkrijkszaal
De Koninkrijkszaal is een weinig opvallend gebouw aan de Meijhorst 6006 (naast het sportcomplex).. Het gebouw dateert sinds 1977 en is gebouwd met hulp van Getuigen-vrijwilligers. Binnen het gebouw is een grote gehoorzaal met een afbeelding van de Wachttoren die aan ca 150 mensen plaats biedt. Verder zijn er enkele trainingsruimten. Aan dit laatste punt wordt veel aandacht gegeven. Een opvallende uitstraling is het onderhoud en de functionaliteit van het interieur. De leiding van de gemeenschap is in handen van ca. 20 ouderlingen die een bestuur vormen. Er zijn geen betaalde geestelijken. De plaatselijke organisatiestructuur is bottum-up. De bijeenkomsten (ieder is welkom) zijn door-de-week op: dinsdag, woensdag en donderdag om 19:15 – in het weekend: op zaterdag om 18:00 en zondag om 10:00 en 13:15 . Enkele bijeenkomsten zijn in het Papiaments (Curaçao).
De Baha’í-gemeenschap in Dukenburg.
Naar aanleiding van twee-eeuwenfeest van deze geloofsgemeenschap bleek dat er in de Weezenhof diverse aanhangers van deze geloofsgemeenschap wonen. Het bahá’í-geloof is de jongste wereldgodsdienst. De grondlegger van dit geloof is Bahá’u’lláh. Hij werd in 1817 geboren in Iran, dus precies 200 jaar geleden. Kern van deze religie is de volgende uitspraak van Bahá’u’lláh: “Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat alle mensen ter wereld, tot welk ras of welke godsdienst zij ook behoren, hun bezieling putten uit één hemelse Bron en de onderdanen zijn van één God.”
Het bahá’í-geloof is gevestigd in alle landen in de wereld. Het is de meest verspreide godsdienst na het Christendom. In Nijmegen wonen sinds vijftig jaar bahá’ís. Het geloof kent geen voorgangers. Ieder jaar worden er z.g. Geestelijke Raden gevormd door algemene verkiezingen.
‘Op enkele plekken in Nijmegen worden meditatieve bijeenkomsten gehouden waarbij iedereen welkom is. We lezen korte citaten uit de heilige boeken van alle wereldgodsdiensten over een bepaald thema en daarna wisselen we daarover van gedachten. De Bahá’ís proberen een nieuwe samenleving op te bouwen die gebaseerd is op geestelijke principes.
Bahá’u’lláh was de zoon van een minister aan het hof van de sjah van Perzië. Hij zou zijn vader opvolgen maar Hij had een andere missie. Hij werd de stichter van een nieuwe wereldreligie. Hij verkondigde dat alle wereldgodsdiensten dezelfde basisprincipes hebben. Het beginsel dat je iemand anders net zo moet behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden, vindt je ook in de islam en in het hindoeïsme. In ieder tijdperk verschijnt een nieuwe godsdienststichter om de mensen de morele en geestelijke stimulans te geven om samen te werken en vooruit te gaan. De bahá’ís beschouwen Bahá’u’lláh als de laatste goddelijke Boodschapper in de reeks van Abraham, Krishna, Mozes, Boeddha, Jezus en Mohammed.
Vanwege zijn revolutionaire ideeën werd Bahá’u’lláh vier keer verbannen en langdurig gevangen gezet. Vanaf 1886 verbleef Hij in de gevangenisstad Akko (Israël) en van daaruit kreeg het geloof internationale verspreiding. Kern is de eenheid van God, de eenheid religie en de eenheid van de mensheid. Essentieel is de gelijkwaardigheid van alle mensen ook van mannen en vrouwen. Uitersten van rijkdom en armoede moeten worden vermeden en vooroordelen ten aan zien van ras of religie moeten worden bestreden. Zelfstandig onderzoek naar de waarheid is ook heel belangrijk evenals de harmonie tussen wetenschap en religie.
Voor meer informatie over de baha’i in Nijmegen zie http://www.bahai-nijmegen.nl/. Charles |Hamburger (huisarts) woonachtig in de Weezenhof heeft een boek over de Baha’i beweging geschreven getiteld OP WEG NAAR EEN NIEUWE WERELD. De Bahai visie op de bestemming van de mens.
De Alevitische Vereniging
De Alevieten zijn een bijzondere stroming binnen de Islam die wordt gekenmerkt door hun humanistische en tolerante opvattingen, een groot gelijkheid in denken, eigen verantwoordelijkheid nemen en een openheid naar de samenleving. Kortom hun opvattingen zijn meer progressief en zij zijn politiek meer links dan rechts georiënteerd. Hun geloofsbeleving en geloofsgewoonten wijken sterk af van wat men gewoonlijk bij de Islam verwacht. In Turkije is dit de tweede godsdienstige richting met ongeveer 30 miljoen aanhangers. In Nederlands schat men de aanhang momenteel op ca 100.000 personen. In Dukenburg hebben de alevieten onlangs het vroegere pand de Schakel betrokken aan de 60ste straat Meijhorst. Daar hebben zij in de toekomst hun bijeenkomsten.
Alevieten hebben geen moskeeën, maar beleven hun godsdienst in kleine gespreksgroepen waarbij zowel mannen als vrouwen, in gelijkwaardige positie verkeren. Alevieten hebben een eigen stelsel van normen en waarden, leefstijl en gebruiken. Het gaat hier vooral om een seculiere levensstijl, waarin religie geen of weinig betekenis heeft. Alevieten laten zich bovendien sterk inspireren door muziek, dans en poëzie. De religieuze rituelen vinden ze minder belangrijk en rituele praktijken ervaren ze als een soort folklore. Kortom men hecht weinig aan strikt op te volgen religieuze dogma’s en regels. Niet de religieuze voorschriften, maar de ontwikkeling tot goed mens staat is essentieel. Alevieten hebben bij hun geloofsbeleving bovendien een sterke en hechte onderlinge band. Deze sterke band is mede terug te voeren op de vele eeuwen van onderdrukking die ze ook in Turkije door de Soennieten hebben ondergaan.
De Alevieten behoren tot de grote stroming van de Sjiieten. Deze godsdienst is vooral te vinden in Turkije, Iran en delen van Libanon. Etnisch zijn de meeste sjiieten geen Arabieren. Alevieten beschouwen Ali ibn Ali Talib als de rechtmatige opvolger van de profeet Mohammed. Deze Ali is de kleinzoon van Mohammed (hij zij gezegend). Hij is de zoon van Fatima dochter van de profeet en zijn neef ali Talib, waarvan de Vader ook de pleegvader van Mohammed is. De Naam Alevieten van deze geloofsgroep verwijst naar de Ali die als zeer heilig wordt beschouwd. Men spreekt zelfs van een Goddelijke incarnatie. Ook de 11 opvolgers van Ali erkennen zij, vandaar dat zij binnen de sjiieten ook wel de twaalvers worden genoemd. Veel van deze aanhangers van Ali zijn omstreeks 680 gevlucht naar Horasan in Oost-Anatolië, een streek in het huidige Noord-Iran. In deze tijdsperiode is Horasan tot een vaderland voor de Turkse Alevieten geworden. Een belangrijke leraar in het Alevitisme is Haci Bektas Veli. Hij leefde in de 13e eeuw in Anatolië. Hij was een soefi meester. Hij leerde het vier deuren en veertig treden principe: een weg om tot god te komen en volmaakt mens te worden. Veel van de gedragsregels bij de vier deuren en 40 treden zijn aan de heilige koran ontleend. De Alevieten accepteren weliswaar de Heilige Koran als leidinggevend boek maar gebruiken een eigen alternatieve overlevering en hebben ook een eigen interpretatie van sommige aya’s. Vandaar dat zij de ongelijkheid van mannen en vrouwen door de Soennieten als een foutieve interpretatie en overlevering van de heilige Koran zien.
Alevieten gaan niet op pelgrimage naar Mekka.
De vrouwen dragen evenmin een hoofddoek. Zij vasten wel – maar niet tijdens de ramadan – doch wel op veel bescheidener niveau. Zeer belangrijk is de “Cem” dat bij elkaar brengen, vergaderen en bijeenkomen betekent. De Dede is de sociale leider en raadgever in de Cem. Hij geeft onderwijs en toelichtingen over het geloof en de Alevitische geschiedenis.
De Nederlandse alevieten hebben een zeer tolerante houding t.a.v. andere religies. Het Alevitisme is voor hen een humanistische filosofie. Dit geloof is alleen mogelijk wanneer het er in de samenleving menselijk aan toegaat, dat wil zeggen, democratisch en humanistisch. Binnen de Nederlandse samenleving is er zelfs een revival, een herleving dus, van hun oude tradities, die in Turkije zelf zeer verwaterd waren gedurende de laatste jaren. Zij hebben zich momenteel in een groot aantal verenigingen met deze sociaal-religieuze basis als uitgangspunt. Aardig punt is bovendien dat zij zijn aangesloten bij Humanistische Alliantie