“Van pastoor naar pastor, we verloren een O maar wonnen er heel veel bij”.
Ik word op deze schone dag hartelijk ontvangen door Theo van Grunsven, die als gepensioneerd pastor werkelijk schitterend woont aan De Meer in Wychen. We genieten samen van het fraaie uitzicht over het water naar de overkant.
De titel is een uitspraak van Theo, die volgens mij een rake typering is van de ontwikkeling van de katholieke kerk in de Ontmoetingskerk, zoals Theo die voor ogen had.
Ik leg hem meteen maar een stevige vraag voor, namelijk, welke drie zaken kan ik mijn lezer vertellen uit jouw werkzaam leven in het kader van 50 jaar kerk in Dukenburg, die voor jou heel belangrijk zijn geweest?
Theo verhaalt vanuit zijn praatstoel over het open begin in het moeras Dukenburg, een echte pionierstijd. Er was vooraf niets vastgelegd en die vrijheid gaf alle ruimte aan ontwikkeling van een parochie in een stadsdeel dat nog van of meer uit de grond moest komen. Wel was al duidelijk dat het naar oecumene toe ging. Typerend voor onze kerkstructuren is, dat de bisschop een pastor benoemt, zonder betrokkenheid van parochianen en dat bij de protestanten er eerst een gemeente met een kerkraad moet zijn voordat het ambt van dominee kan worden ingevuld.
En in deze begintijd van boerderij en Noodkerk tot de latere Ontmoetingskerk zijn twee mensen van belang, te weten, Wim van Kessel pastor van de Lourdeskerk die de organisatie op zich neemt en Jac Bakkers voor het individueel pastoraat in Dukenburg. Een aardige anekdote is dat zij een ‘krant in de jas hebben’ om elkaar te herkennen bij hun eerste ontmoeting op het station van Nijmegen. Immers, zij kennen elkaar niet.
Later komen daar Frits Hoeben voor liturgie en Martien van Stiphout voor het groepspastoraat bij.
Als ik tussendoor Theo ‘bouwpastor’ noem, corrigeert hij mij onmiddellijk dat deze benaming wel van toepassing is op het vormen van de sociale geloofsgemeenschap, maar niet van het fysieke kerkgebouw. Het is van meet af aan duidelijk, Theo hecht aan het contact met mensen en het individuele pastoraat.
Vanaf 1968 doet in het pastoraat een nieuw teammodel haar intrede, een functieverdeling met taakdifferentiatie. Voor het bisdom den Bosch is Dukenburg zo’n experimenteer parochie. En aan deze gegeven ruimte en vrijheidsgraden heeft de gemeenschap van de Ontmoetingskerk haar eigen invulling gegeven.
Als Theo in 1970 als pastor “binnenkomt”, wil hij eigenlijk maar 1 tak van sport beoefenen: het individuele pastoraat heeft zijn sterke voorkeur. De verantwoordelijkheid voor het veld liturgie inclusief de koren nam toen Jo Straver van Frits Hoeben over.
Theo ervaart en beleeft zijn beginperiode in Dukenburg “als een heerlijke tijd”. Er is veel dynamiek en ruimte om het ambt en het leven vorm te geven. Er is sprake van een kentering vanwege de democratisering die de katholieke kerk doormaakt. Zijn docenten stonden al dicht bij de bronnen van het Vaticaans Concilie en er komt een ‘praktische theologie’ op. De spiritualiteit van bisschop Bluyssen doet haar werk. “We hebben in Dukenburg de sfeer en het kerkbeeld van Bluyssen gehouden, terwijl we twee bisschoppen verder waren”. “Geef de kerk terug aan de mensen, de leken, God’s volk onderweg: “Samen Kerk” was de slogan van zijn collega bisschop Zwartkruis!
Een ontwikkeling in een beweging, die ging van topdown naar bottumup.
Bij de protestanten verloopt dit anders, die hebben een kerkraad binnen de gemeente om met de dominee sturing aan dit proces van verandering te geven.
En voor mijzelf gold heel sterk: “ik wil laten zien welk een mooie oase Dukenburg is”.
In het kader van de ‘begroetingsgesprekken’ bezochten wij naast de katholieken ook gereformeerden en hervormden. We kregen later ook 1 kerk in de boerderij, de Noodkerk. “Er is niets zo goed voor oecumene als dat je elkaar kent”, dan is er meer bodem voor “binding, voor samen dan voor scheiding”. Het is de basis voor de Ontmoetingskerk geweest en gebleven.
We kregen van het bisdom – bisschop Bluyssen – de opdracht om 1 parochie Dukenburg voor 25.000 mensen op te bouwen en moesten zelf de kerkvorm daarvoor zoeken. Er waren nog enkele voorbeelden in het land, zoals de Alexanderpolder in Rotterdam, de Bijlmermeer en een nieuwbouwwijk in Tilburg, waar we ons licht konden opsteken.
Voor onze kerk was de maatschappelijke betrokkenheid een belangrijk doel, wat terug te zien is in het gekozen teammodel, de samenwerking met de christelijke geloofsgemeenschap en het contact met het wijkopbouworgaan Dukenburg.
In de teamformule waren opgenomen: het individueel pastoraat, het groepspastoraat, de liturgie, de catechese en de organisatie van het pastoraat.
Door te starten met die begroetingsgesprekken leerden we elkaar kennen, we raakten vertrouwd met elkaar en wezen “de weg naar de eigen kerk, die eigen kerkgemeenschap was zeker niet neutraal”.
Oecumenisch stond in die dagen voor een theologische eenheid, maar ook voor een eigen gemeenschap met haar eigen regels. De katholieke kerk is een wereldkerk, zichtbaar in sociale structuren met een duidelijke positie van de paus. Je bleef je eigen gemeenschap op sociologisch vlak en zocht met elkaar naar de fundamenteel theologische eenheid als basis.
Het was een zoekweg vanuit eigenheid en verdraagzaamheid.
Aardige voorbeelden zijn dat de katholieken het Mariabeeld in de kerk willen, vaak heel zichtbaar aanwezig.
Zo kwam Maria in de boerderijkerk soms nog even onder de kaarsenbak te staan, met het gezicht naar de muur en de rug naar de kerk.
Maar later in de Ontmoetingskerk kwam Maria “tussen de gordijnen te staan”, voor de katholieken ging het gordijn dan open en voor de protestanten dicht. Maar ze stond er wel. Uiteindelijk besloot de kerkraad, omdat katholieken nou eenmaal meer met Maria hadden, tot het inrichten van een kapel, zodat ze een meer prominente plaats kreeg.
We losten het leuk op, als kathelanten en protestieken, niet principieel, niet dogmatisch maar praktisch.
We vonden elkaar zelfs in het beeld van de lijdende mens dat een gemeentelid maakte en aan zijn kerkraad aanbood! In de periode van advent en vastentijd sierde het onze kerkruimte en we kwamen zo dichter bij elkaar.
Zware dingen kregen een lichtheid. En met humor werd vaak de angel eruit gehaald. Deze houding geldt sterk voor dominees Wim van der Waal en Rein van der Woude, open mannen waar de persoonlijke relatie ronduit goed mee was. Ook op theologisch gebied was er vanuit de onderlinge waardering een goede verstandhouding.
Hierdoor ontstond er in Dukenburg als het ware een ‘onderstroom’, dat als je niet te zwaar aanzet, kun je in het leven met de tradities van katholieken, gereformeerden en hervormden goed omgaan. In de bovenstroom van het huiselijke leven zijn er dan velerlei praktische oplossingen mogelijk.
Na het ‘teammodel’ en de ‘oecumene’ is het thema ‘maatschappelijkheid’ Theo’s derde grote onderwerp van belang.
“Wij hebben in Dukenburg de kerk willen maken” vanuit de inspiratie van het vernieuwende Vaticaans Concilie. Een kerk als “God’s volk onderweg”. Wars van hiërarchie, maar een kerk voor het hele volk van gelovigen met een overlegstructuur. Het gaat om een maatschappelijk relevant pastoraat en dit ontwikkel je door ook te participeren in het Wijkopbouworgaan Dukenburg.
Met name Jac Bakkers en nu Joska van der Meer zetten zich daarvoor in.
Theo heeft zich toegelegd om vanuit het individuele pastoraat, de zorg voor individuele mensen in het pastoraal gesprek betekenis te geven. Dit gebeurde in persoonlijke gesprekken met gelovigen, die ook hun weg vonden bij zijn voorgaan in de vieringen en diensten.
Daar was ruimte om aan de echte levensvragen, zowel religieus als relationeel en aan de maatschappelijke nood in werk en werkloosheid aandacht te geven aan diepe emoties van verdriet en verlies door troost en steun te bieden.
In het breder verband refereert Theo aan de werkgroep ‘nieuwe levensstijl’, de “Vredesgroep” in het kader van Pax Christi en nu de huidige ecologische inzichten van het document ‘Laudato Si.
Ook vernoemenswaard is, dat in het kader van de Nijmeegse Raad van Kerken, het pastoraat een afdeling van D.I.S.K. runde: Dienst aan de Industriële Samenleving vanwege de Kerken. In Dukenburg werd dit een ‘Werkgroep Disk’ die stond voor groepsgewijze bezinning op de betekenis van werk en collegialiteit en zorg voor elkaar bij het wegvallen ervan door ontslag, ziekte of pensionering.
Uit dit alles blijkt dat het Theo te doen is om in het werk van de kerk de nadruk op mensen te leggen versus structuren.
We zijn aan het eind van een mooi gesprek en ik besef dat ik kennis heb gemaakt met een ‘mensenmens’. Heel fijn om dit gesprek met Theo te mogen voeren en getuige te zijn van zijn grote betrokkenheid op de gelovigen van Dukenburg en het geloof dat het met de continuïteit van de Ontmoetingskerk haar mensen en haar pastors, Joska van der Meer, Jeanne Rens en Johan Dorst wel goed zit.
Tekst: Rob Vendel
Voor alle overige herinneringen klik HIER