Hans Veltmeijer en Rob Vendel zijn namens de werkgroep Canon van Dukenburg op 3 mei op bezoek bij Jo en Jaan Dorland. Met z’n tweeën durven ze wel! Natuurlijk een geintje, want Hans kent dit aardige stel al jaren, ook vanuit het bewonersplatform Tolhuis.
J&J zijn een begrip op en buiten het woonwagencentrum Teersdijk, een wijk met echte straatnamen, zoals de Tolrechtstraat. Wij worden door hen hartelijk ontvangen met een bakkie en koekjes en praten heel wat uurtjes aan de ronde tafel over wat hen al die jaren op deze woonplek bezighoudt.
Als ik Jo vraag of hij de woordvoerder, aanvoerder, of leider van ‘het kamp’ is, antwoordt Jo: “neen, echt niet, wij zijn hier net een familie, we doen het samen”.
“Eigenlijk zijn wij de eerste bewoners van Dukenburg, nog voordat de eerste paal in de Aldenhof werd geslagen. We kwamen van de Teunismolenweg en het Net2 kampje. En dan praat je over halverwege de zestiger jaren met 82 staanplaatsen voor venters en autoslopers. In die tijd zat driekwart in de handel en er waren 20 sloopplekken”.
In 1967 was de formele opening van woonwagencentrum Teersdijk, compleet met kerk en school, de Kazemir Terburgschool. “Eigenlijk een BLO-school, en niet Buitengewoon Lager Onderwijs, maar Boeren Lullen Onderwijs”. Wij zijn bewust dom gehouden en dan valt de naam van meester Bubeck, die zag dat er verandering nodig was. Maar dit viel hogerop niet in goede aarde en meester Bubeck is vertrokken.
“Als ik terugkijk, zijn wij overal onderuit gekropen. Wisten wij veel van leren, met veertien jaar ging je van school en gingen de jongens en meiden werk zoeken. Voor ons geen leerplicht”.
Tegenwoordig is dat heel anders en hebben veel bewoners een eigen bedrijf met de vereiste papieren, net als in de burgermaatschappij.
Als ik Jo en Jaan naar deze verandering vraag, vertellen zij over ‘de collectieve ontdekking op het kamp’. Wij werden ouder en kregen steeds meer en betere contacten met de burgers uit de wereld daarbuiten. Ook door het werk zagen we dat er meer te koop was in de wereld. Maar als je wat wil bereiken, zijn daar wel papieren voor nodig, want wij kwamen niet echt aan de bak. “Je moest zelfs liegen tegen de vooroordelen als je zei dat je van de wagen kwam. Je kon beter maar niet zeggen, dat je van de Teersdijk kwam”.
Dus zeiden wij tegen onze kinderen: “je mot naar school en wel die papieren halen”. Onze Frans heeft het heel goed gedaan, maar vraag niet wat het gekost heeft. Dat leren was voor hem en ons een crime, maar hij is gediplomeerd metselaar geworden en daarna chauffeur met alle papieren en heeft nu een fijne baan bij de DAR. Trots zegt Jo: “Hij heeft het helemaal zelf gedaan, wel met grote steun van Jaan”.
Als ik nou nog terugdenk aan die jaren op De Klokkenberg in het Zwanenveld. Volgens Jo dachten ze daar, “dat wij met een botje door de neus lopen”. “Wat heb ik daar een heisa moeten maken”, zegt Jaan om uiteindelijk haar zoon dat diploma te laten halen. Er ging zoveel fout: bij de aanmelding al, kregen we een afwijzing, een stageplek ver weg met hoge reiskosten en geen vergoeding. Struikelend naar het diploma!
Uit hun emotionele verhaal blijkt eens te meer dat de bewoners van de Teersdijk moesten opboksen tegen het imago wat de burgers van hen hadden. Maar het waren ook de woonwagenbewoners zelf die vertelden hoe de burgers over hen dachten.
Het lijkt zoveel op het beeld wat veel Nederlanders nu weer hebben van buitenlanders of vluchtelingen. “Totdat je ze echt meemaakt en dan wordt het heel anders”, zegt Jaan. “Het is allemaal onwetendheid”.
“En dan hebben ze het over integreren, de maatschappij wil ons helemaal niet”. “En daar ligt geen woonwagenbewoner wakker van, en andersom”. “Maar als wij een hekel aan iemand hebben, is dat persoonlijk en niet de burger of een hele groep”.
Ons wordt vaak gevraagd: “waarom een wagen en geen woning?” “Dat moet je voelen, ook om in zo’n kleine ruimte te wonen”.
Wat hier op het kamp normaal gedrag is, is tegelijk ook bijzonder. Naar mekaar hebben wij een grote saamhorigheid en respect. Dat zit in ons lichaam geborgen, een soort DNA.
Jo zijn wieg stond niet op het Centrum, maar is wel een trotse woonwagenbewoner geworden.
“Wij willen hier ook graag dat de wagens overgaan naar de kinderen, zeker bij overlijden van een of beide ouders. Maar om dan een wagen over te nemen, daar komt zoveel bij kijken. Een omgevingsvergunning, een opstalvergunning en heel wat centjes, vaak teveel voor jonge mensen”.
Op dit moment hebben we 82 woonplekken, 62 woonwagens en 20 woningen van Standvast. Er is veel gedoe over de bestemming van deze 20 ‘huisjes’, die 700 euro huur doen. Zeker als er een vrij komt, willen de kinderen of kleinkinderen graag zelf terug naar het kamp. Maar Standvast denkt daar anders over. Jo en Jaan hadden veel liever gezien dat het staanplaatsen gebleven waren en geen woningen.
Er is landelijk een chronisch tekort aan staanplaatsen, sla er het tijdschrift ‘Het Wiel’ maar op na.
Wij houden de mensen hier, tot ze uitstappen. Pas op medische gronden gaan ze naar de verzorging buiten het kamp. Maar pas, als wij het zelf echt niet meer kunnen.
“Om deze houding, ben ik zo trots dat ik woonwagenbewoonster ben”, zegt Jaan.
Deze zorg voor elkaar, en verzorgd worden op je ouwe dag door de familie, het voor elkaar opkomen, deze sociale samenhang, is een bijzondere vorm van saamhorigheid.
Jo vertelt dan, dat drie nichtjes van Jaan, “met z’n drieën tegelijkertijd ziek waren, helemaal één. Zo waren zo close en op elkaar betrokken”.
Er is ook een groot respect voor ouderen en vanuit deze houding “kun je ook niks fout doen”. “Natuurlijk ervaren wij zo’n taak als lastig, maar we pakken die last. Het is onze huisstijl.
En je doet het omdat je samenwoont, vanuit die nabijheid”.
Er bestaan sterke familiebanden hier op het kamp, en die zijn wederkerig. Wij zijn behulpzaam, staan klaar voor mekaar en we pakken aan. En dit maakt, dat we als kamp Teersdijk ook wel een bolwerk zijn.
Het lijkt heel erg op wat ze in de Achterhoek ‘goed nabuurschap’ noemen. En daar kunnen wij burgers van Dukenburg best nog wat van leren.
Tot slot vraag ik of er in deze harmonie ook verschillen mogen zijn in hoe mensen met elkaar omgaan?
Jo antwoordt hierop met de wijze woorden: “het gaat er meer om wie je bent wat je hebt”.
Hans en Rob bedanken Jo en Jaan voor de goed belegde boterhammen, de sloten koffie en de genoten gastvrijheid. Maar vooral voor de openheid van waaruit hun verhaal is verteld.
Voor alle overige herinneringen klik HIER