Stadsdeel Dukenburg bestaat uit 9 verschillende wijken: Aldenhof, Lankforst, Malvert, Meijhorst, Staddijk, Tolhuis, Vogelzang, Weezenhof en Zwanenveld.
Dukenburg dankt zijn naam aan het landgoed De Dukenburg dat hier vanaf de 14de eeuw heeft gelegen. Oude naamvormen zijn Duckenbourg, Duckenburg en Dukkenburg. De Franse historicus Jacques-Auguste de Thou gebruikte in 1604 in Historiae sui temporis de latijnse naam Dukenborgum. De Nijmeegse dichter Hans Kasper Arkstee beschreef het in Nijmegen, de oude hoofdstad der Batavieren: in dichtmaat beschreven (1733) als “een plaats (…) wier schoonheên hart en oog ontvonken”.
Het 14e-eeuwse kasteel Dukenburg (Duckenburg) is in de 17e eeuw gesloopt voor nieuwbouw die niet heeft plaatsgevonden. De kasteelheer Willem van Schuylenburg verbouwde het koetshuis, ook orangerie, tot tijdelijk woonhuis. De rechtervleugel van deze orangerie bestaat nog steeds, evenals het in de 17e eeuw gegraven Grand Canal, al is dit door een weg en een flat in tweeën gedeeld. Ook zijn fragmenten van oude lanen terug te vinden in het stadsdeel, vooral in de wijken Lankforst en Meijhorst.
Er waren in de zestiger jaren diverse opties voor stadsuitbreiding, onder andere de Ooijpolder en het gebied ten noorden van de Waal, Lent en omgeving (de huidige Waalsprong). In het Structuuronderzoek van 1963 koos Nijmegen aanvankelijk voor de ontwikkeling van de Ooijpolder. De Ooijpolder viel af vanwege haar waardevolle natuurschoon. Ook latere plannen voor bebouwing van de Ooijpolder werden in 1972 door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening afgewezen. Uitbreiding in de Over-Betuwe, de huidige Waalsprong, waren niet haalbaar omdat het gebied bij de gemeente Elst hoorde, er veel glastuinbouw was en de Waal toen meer als barrière gezien werd. Het in 1963 grotendeels onbebouwde gebied tussen de Goffert en het kanaal lag weliswaar dichter bij de stad, maar was versnipperd bezit van veel eigenaren. Het landgoed Dukenburg had als voordeel dat er slechts één eigenaar was. Gekozen werd daarom om te bouwen aan ‘de overkant’ van het in 1925 aangelegde Maas-Waalkanaal, al lag dat ver van het stadscentrum verwijderd.
In Dukenburg bevond zich in de ondergrond een zeer uniek restant van een verwilderd riviersysteem uit het late Pleistoceen. Dit landschap is ontstaan na de laatste ijstijd, toen veel water werd afgevoerd door een groot aantal ondiepe geulen die zich regelmatig verlegden. Vanuit wetenschappelijke hoek is eind jaren 60 nog verzet tegen de bebouwing van de Dukenburg geweest. De plannen zijn wel doorgegaan, maar op onderdelen enigszins aangepast. Zo is een deel van dit uniek verwilderde riviersysteem aanwezig in het park Staddijk aan de westrand van Dukenburg. Ook bevinden zich aan de oostzijde van Dukenburg sandrs, puinwaaiers van grof zand, gevormd door smeltwater dat in het Saalien vanaf de stuwwal in het oostelijk deel van Nijmegen stroomde. In de niet bebouwde Geologenstrook aan de Van Schuylenburgweg zijn de restanten van deze waaiers nog aanwezig.
Bron: Gemeente Nijmegen en Wikipedia