Plan Duckenburg 1964

“NIEUWE STAD” AAN DE OVERZIJDE VAN KANAAL                                                                                                               “Duckenburg” in 1976 woonwijk met ruim tienduizend woningen

Nog vóór 1976 zal Nijmegen er een stadje van 10.000 woningen met in totaal een 35.000 bewoners bijgekregen hebben. Een stadje, gebouwd op het 425 ha grote terrein van De Duckenburg, een vijf kilometer van de city verwijderd, gelegen in het gebied tussen het Maas-Waalkanaal, de Vossendijk, de staddijk en de spoorlijn. In ’66 wordt een begin gemaakt met de woningbouw op De Duckenburg, uiteraard nadat het plan de goedkeuring heeft verworven van de gemeenteraad en van Gedeputeerde Staten. De verwezenlijking van het project, dat een tachtig miljoen gulden aan openmbare werken zal gaan kosten en waarbij de gemeente voor ruim zeven miljoen zal opofferen, heeft voorrang op het Ooy-project.

Ir. B. Fokkinga heeft gisteravond in een infomele vergadering van de raad een toelichting gegeven op het plan Duckenburg. Hij onderstreepte daarbij als nadelen; dat de Duckenburg vrij ver van het stadscentrum afligt en dat men over het Maas-Waalkanaal moet om er te komen; als voordelen noemde ir. Fokkinga de recreatieve waarden gezien de omstandigheid dat de Duckenburg wordt omringd door een prachtig natuurgebied. Een ander voordeel is dat het terrein dicht gelegen is bij de werkgelegenheden van het industriegebied.

Plan Dukenburg 1964“De Duckenburg” (ir. B. Fokkinga), zoals deze er gaat uitzien, schematisch in tekening gebracht. Het wordt een voorstadje van Nijmegen, met negen buurten, in elk waarvan ruim duizend woningen komen. Bovenin de tekening ziet men de ruimte, welke is opengelaten voor groen en voor extra-voorzieningen. Ongeveer in het midden van het woongebied, maar niet geheel concentrisch: het centrum, als hartader van “de Duckenburg”. Hier komen op een “Lijnbaan” winkels en, als contrast tot het gehele woongebied, waarin de eengezinswoningen zeventig procent vormen: hoogbouw.

 

De uitwerking van het plan heeft een lange voorgeschiedenis gehad. Op 27 augustus 1958 werd door de Raad van de gemeente Nijmegen een plan in hoofdzaken vastgesteld, waarbij van het gebied voor ongeveer 2/3 deel bestemd werd tot woongebied en voor 1/3 voor industriegebied.

Aangezien bekend was, dat de ontwatering van de Duckenburg veel te wensen overliet en de bodem een eigenaardige geologische structuur bezat werd aan het ingenieursbureau van Hasselt en de Koning opdracht gegeven om na te gaan op welke wijze deze terreinen tot voldoende diepte watervrij gemaakt en gehouden konden worden voor woningbouw en industrie. De uitslag van dit onderzoek wettigde een voortgang op de ingeslagen weg.

Daarop werd op 23 maart 1960 een plan in hoofdzaak vastgesteld waarbij het gebied ten noorden van de Weesinrichting Neerbosch voor industrie vestigingen benoemd werd. Dit opende mogelijkheid om desgewenst het op de Duckenburg geprojecteerde industriegebied om te zetten in woongebied.

Bij het thans voorgelegde plan is het gebied omsloten door het Maas-Waalkanaal, de noordgrens van het landgoed van het “Lijndenfonds”, de Staddijk (in zuidelijke en noordelijke richting nagenoeg recht doorgetrokken), de Graafseweg en waar deze afbuigt naar het viaduct onder de spoorlijn recht door getrokken tot aan het Maas-Waalkanaal, bestemd voor woongebied. Hier is plaats voor ruim 10.000 woningen.

Hierdoor is het aantal bewoners belangrijk groter geworden dan in het oorspronkelijke plan, hetgeen aan de “leefbaarheid” van het plan zeer ten goede komt.

Wegennet

Bij het ontwerp van het plan is rekening gehouden met het bestaande en toekomstige interlocale wegennet voor zover dit thans bekend is en met een mogelijke verbreding van het kanaal tot 100 m. op de waterlijn.

Het tracé van nieuwe noord-zuid verbinding (Zwolle-Eindhoven) ligt ongeveer 7 km westelijk van het plan Duckenburg.

Het verkeer van en naar Nijmegen met het noorden, westen en zuid-westen van het land zal zich in hoofdzaak op deze weg concentreren.

De aansluitingen van Nijmegen op deze weg komen tot stand via een weg, noordelijk om Wijchen heen, ter vervanging van de bestaande Graafseweg en een weg zuidelijk langs Ewijk, Beuningen en Ewijk ter vervanging van de “van Heemstrabaan”. De zuidelijke weg zal het Maas-Waalkanaal iets ten noorden van de huidige brug moeten kruisen.

De bestaande Graafseweg blijft van belang voor het verkeer tussen Wijchen en Nijmegen en voor het streekverkeer tot aan de omgeving van Grave met Nijmegen.

Het verkeer van het zuiden van het land (Limburg) met noordelijke of noordwestelijk van Nijmegen gelegen streken moet thans nog zijn weg zoeken via de St.-Annastraat en de Singels. In de toekomst zal dit verkeer westelijk om Nijmegen heen geleid kunnen worden via een nieuwe weg ten westen van het plan Duckenburg.

De weg van Overasselt naar Nijmegen zal zijn huidige karakter behouden en is in zijn beloop alleen gewijziggd voor het gedeelte tussen de Hatertse Vennen en de brug over het Maas-Waalkanaal.

Dukenburg 1965

Dukenburg 1965 (www.topotijdreis.nl)

Viaduct

Het woongebied van de Duckenburg komt op verschillende plaatsen in contact met het omringende wegenstelsel.

Even ten westen van de (nieuwe) brug over het Maas-Waalkanaal is in de (nieuwe) Graafseweg een aansluitingspunt geprojecteerd en in samenhang daarmee een nieuw viaduct onder de spoorlijn door, gericht op het hart van de Duckenburg, waarover zich een gedeelte van het onderlinge verkeer tussen de Duckenburg, de industriegebieden en het centrum van de stad kan afwikkelen.

Vervolgens is een aansluitingspunt ontworpen bij de kruising van de bestaande Graafseweg met de nieuwe omleidingsweg ten westen van het plan Duckenburg. Deze aansluiting is vanaf de Duckenburg en vanaf Wijchen naar het noorden gericht en v.v. en vanaf Wijchen bovendien nog naar het zuiden.

Tenslotte is er nog een aansluitingspunt ontworpen bij de kruising van de eerder genoemde voor het verkeer uit Limburg naar het noorden geprojecteerde omleidingsweg, met de weg Nijmegen-Overasselt. Dit is vooral bedoeld voor de aansluiting van het verkeer van de Duckenburg naar het zuiden van het land (Limburg).

In het algemeen merkte Ir. Fokkinga op dat sommige delen van het interlocale verkeersnet niet definitief vaststaan en dat ook over de plaats en de vorm van de aansluitingspunten nog nader overleg met de Rijks- en Prov. Instanties moet plaats vinden.

Bruggen

De wegenstructuur op de Duckenburg zelf is zo eenvoudig en duidelijk mogelijk gehouden, terwijl het  “doorgaande” verkeer hier zoveel mogelijk geweerd moet worden. De basis van het wegenstelsel op de Duckenburg wordt gevormd door een weg, ongeveer evenwijdig aan en op ±500 m. westelijk van het kanaal, midden door het woongebied.

Deze weg sluit in het noorden aan op de eventueel nieuw te bouwen viaduct onder de spoorlijn. Deze hartweg van het plan wordt bereikt via de voortzetting van de nieuwe Duckenburgseweg met een nieuwe brug over het kanaal en via de Hatertseweg, eveneens met een nieuwe brug over het kanaal, vlak ten zuiden van de bestaande brug.

Beide wegen worden na hun ontmoeting met de eerder genoemde hartweg als wegen van iets minder betekenis doorgezet. De voortzetting van de Nieuwe Duckenburgseweg gaat tot aan de te handhaven Staddijk, de voortzetting van de Hatertseweg kruist de staddijk, vindt dan een aansluiting op de nieuwe weg naar Venlo en verder nog op de bestaande weg naar Overasselt door de Hatertse Vennen. De bestaande Staddijk wordt grotendeels gehandhaafd als een voor het verkeer secundaire randweg, alleen het noordelijke deel ervan wordt vervangen door een gelijksoortige weg in het verlengde van de bestaande Staddijk. Tussen dit nieuwe stuk van de Staddijk en het noordelijke stuk van de hartweg van het plan in is nog evenwijdig daaraan een secundaire weg geprojecteerd welke een mogelijkheid biedt om de bestaande viaduct in de Graafseweg te verbinden met de voortzetting van de Nieuwe Duckenburgseweg, evenwijdig aan de bestaande waterpartij.

Graafseweg

Het zuidelijk van de spoorlijn liggende deel van de bestaande Graafseweg is recht-doorgaand verlengd gedacht tot aan de Westkanaaldijk.

Langs de Westkanaaldijk is de mogelijkheid aanwezig om een weg aan te leggen, geschikt voor hetzij alleen fietsverkeer en voetgangers, hetzij voor auto’s. In het plan is gekozen voor de eerste mogelijkheid om de recreatieve waarde van de groene strook tussen de bebouwing en het kanaal niet in gevaar te brengen. Wel zijn terzijde van de opritten van de nieuwe bruggen voor rijverkeer geschikte, zij het secundaire lussen ontworpen.

Het voor de ontwatering van de Duckenburg nodige stelsel van watergangen met de daarbij behorende stuwen en duikers is in samenhang met het wegenstelsel ontworpen. Het water zal via deze watergangen in vrij verval geloost kunnen worden op korte afstand beneden de Teerse  Sluis. Dit is mogelijk geworden, doordat de waterstand in de Nieuwe Wetering beneden de Sluis  tot 5.70 à 6.00 + N.A.P. verlaagd zal worden in het kader van de ruilverkavelingwerken.

Sportpark

De gedachte om de bestaande waterpartij te handhaven en zelfs uit te breiden tot een recreatief waardevol element, ligt mede ten grondslag aan het plan. Behalve deze recreatiegelegenheid en de verder in het plan opgenomen wijk- en buurtplantsoenen en speelgelegenheden is nog een sportpark van  ±55 ha groot ontworpen in de noord-westelijke hoek. Bovendien zijn de nabije Hatertse en Wijchense Vennen en het Goffertpark voor de recreatie van groot belang.

In de aansluiting op de centrale waterpartij is er naar gestreefd om een duidelijk “hart”voor het gehele plan te maken, door daarbij het centrale winkelapparaat en allerlei centrale voorzieningen van sociale, culturele en bestuurlijke aard te projecteren. Ter markering van dit centrale gedeelte van het plan, is hier gedacht aan enige hoge woongebouwen met liften.

Tenslotte is gelijk met de wegenstructuur gezocht naar een aantrekkelijke geleding van het gehele plan.

Afgezien van het centrale gedeelte zijner tien onderscheiden delen ontstaan. Het noordelijke ervan, gelegen tussen de spoorlijn en de (recht door getrokken) bestaande Graafseweg is grotendeels bestemd voor kleine en middelgrote bedrijven.

Deze kunnen zowel als wijkverzorgende bedrijven als voor nabije werkgelegenheid van belang zijn.

kaart 3 plan Dukenburg 1964 blz. 21 grootWoonbuurten

De negen overige delen zijn ieder bestemd voor woningbouw met alles wat daar onmiddellijk bijhoort.

Zij hebben ieder een eigen wegenstelsel, dat slechts op enkele plaatsen met de hoofdwegen in contact gebracht wordt. Deze zes woonbuurten zijn in principe gelijk van karakter, al zal door praktische omstandigheden wel de nodige variatie ontstaan.

De grond voor een eengezinswoning zal ongeveer ƒ 5000,- kosten.

Bij het ontwerp van de woonbuurten is er gestreefd naar een zo groot mogelijk aantal eengezinshuizen. Het aantal etagewoningen in ten hoogste drie woonlagen is beperkt tot 30% van het totale aantal woningen.

De verkaveling van de eengezinswoningen is geschikt voor de bouw van woningwetwoningen, maar ook voor woningen, in wat thans nog de premie- en vrije sector heet. Bij de entree tot de buurt is een klein winkelcentrum geprojecteerd.

Het wegenstelsel in de buurt is eenvoudig gehouden en bestaat uit een aanéénsluitende rechthoek van hoofdaders waar de woonstraten en ondergeschikte wegen op uitmonden.

In de buurt is getracht om doorgaande verkeerswegen zoveel mogelijk te verwijderen want het gemotoriseerde verkeer dient hier uitdrukkelijk dienstbaar en ondergeschikt te zijn aan het wonen zelf. Op sommige plaatsen zijn speciale parkeergelegenheden ontworpen en voor de “nachtstalling” zijn er flinke aantallen garageboxen.

De buurt is compleet toegerust gedacht met kerk, scholen, speciale voorzieningen, zoals een consultatiebureau e.d., winkels en enkele ambachtelijke bedrijven. De bijzondere bebouwing is in de centrale groene ruimte ontworpen. In het buurtwinkelcentrum kunnen ook enkele ambachtelijke bedrijfjes opgenomen worden, maar overigens is het , in verband met de betrekkelijk korte afstand tot het grote wijkcentrum, bescheiden van opzet gedacht.

Voor de buurtrecreatie dienen de omringende groensingels en ook de mede als buurtversiering, in het hart van het plan ontworpen “groene”brink die voor allerlei soorten van ontspanning dienst kan doen. In elke groep meer-gezinshuizen zijn speciale speelterreintjes voor kinderen gereserveerd.

Bron
De Gelderlander  13 juni 1964