Gelderse Leergangen

Leergangen in het nieuw

Kloostergemeenschap uitgangspunt voor ontwerpF61624 1983 Gelderse leergangen 2

Nijmegen – Staatssecretaris K. de Jong Ozn (Ozn. is de afkorting voor ‘Oebeles zoon’ en dient om onderscheid te maken met andere personen met de naam ‘Klaas de Jong’) van onderwijs en wetenschappen opent vanmiddag om drie uur officieel het nieuwe gebouw van de Gelderse Leergangen in Tolhuis.

Na het officiële gedeelte wandelt hij met genodigden door het gebouw om met eigen ogen te zien wat er met een beperkt budget nog tot stand te brengen is.

Morgen vieren de gebruikers de opening met sportmanifestatie in de ochtenduren, terwijl ’s middags het huis open is voor personeel, studenten en genodigden. De buurtbewoners en de ouders van de studenten zijn zaterdag tussen 10.00 en 15.00 uur aan de beurt. Overigens is het gebouw al vanaf januari van dit jaar geheel in gebruik. Aan de voorbereiding en de bouw van dit behoorlijk grote complex is lang gewerkt.

In totaal neemt de Nieuwe Leraren Opleiding van de Gelderse Leergangen 30.000 vierkante meter van de wijk Tolhuis in beslag. Die ruimte is eerlijk verdeeld over gebouw, tuin en parkeerplaatsen. Aan de inrichting van die drie onderdelen van het complex èn aan hun onderlinge samenhang is vanaf 1974 de nodige aandacht besteed.

Men startte met een bouwcommissie, waarin bijvoorbeeld de know-how van de heer Van Heyst, hoofd van de afdeling Bouwbureau van de A-faculteiten van de Katholieke Universiteit, goed van pas kwam.

De uiteindelijke opdracht voor de realisering van een gebouw met een vloeroppervlak van 18.000 vierkante meter ging naar het architectenbureau Van Der Broek en Bakema. De ontwerper is Ab de Vet.

Het is wel even wennen voor de 1900 studenten, 160 docenten en 60 medewerkers van de Gelderse Leergangen. Voorheen huisde men in een aantal oudere panden in de stad, die elk een eigen sfeer en een zekere intimiteit ademden.

Met het voormalige klooster van de paters Augustijnen aan de Graafseweg waren de studenten zeer verguld. Ab de Vet is daarom bij zijn ontwerp uitgegaan van een “kloostergemeenschap”, waarin gezamenlijkheid en individualiteit zich gelijkelijk kunnen ontplooien. Daartoe dragen ook bij de knooppunten in het trappenhuis, ruimtes die bedoeld zijn voor ontspannen gesprekken en toevallige ontmoetingen. Zij zijn een idee van de kunstenaar Eugène Terwindt, die in het kader van de een-procentsregeling zijn aandeel in het werk heeft geleverd. Van hem zijn ook de kleuradviezen. Elke afdeling is herkenbaar aan zijn eigen kleur.

Wie het gebouw nadert treft op de binnenplaats een aantal plastieken van beton en duurzaam hout aan, eveneens ontworpen door  Eugène Terwindt. Via de hoofdingang komt men rechtstreeks in een aantal “openbare”, meer algemene ruimtes als kantine, bibliotheek en mediatheek. Op de volgende verdiepingen liggen collegelokalen en docentenkamers. Deze indeling stoelt op de visie, dat de gebruiker het gebouw ervaart als van “openbaar naar individueel”.

Tuin

Was de betrokkenheid bij het ontwerp en met name de kunstzinnige aankleding van het gebouw gering, bij het tuinontwerp hebben docenten en studenten een belangrijke rol gespeeld. Van de tuin wordt gebruik gemaakt door verschillende studierichtingen.

Aanvankelijk zijn er wat problemen met buurtbewoners geweest. Je zult maar elke dag een stroom van zo’n 1900 nieuwe “buurtbewoners” langs je huis krijgen. Tijdens de voorbereidingen, in 1978, heeft men contact gezocht met de buurt. Een nieuwe toegangsweg vanaf het Valckenaerplein zal deze problemen doen verdwijnen.

Er wordt bekeken of er mogelijkheden zijn om activiteiten van de buurt in het gebouw te laten plaatsvinden.

Droom

“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren”, zei een vertegenwoordiger van het architectenbureau over de realisering van allerlei wensen in het gebouw. In hoeverre de droom toch benadert is, zal de gebruiker op den duur bepalen.